Jan zit in de zittingszaal nonchalant achterover en maakt een gehaaste, ietwat arrogante indruk. Maar dat kan ook onzekerheid zijn. Hoewel onzeker…
Jan wordt beticht van diefstal. Van geld. Van veel geld.
Van zijn moeder.
Op 27 december neemt hij de pinpas van zijn moeder en neemt daarmee een bedrag op ter grootte van 1.000 euro, van moeders rekening. De ouders ontdekken de verdwenen pas en het verdwenen geld en moeder denkt meteen aan haar zoon. Moeder doet aangifte van de diefstal van haar zoon en dient een klacht in.
Ondertussen heeft Jan op de 31e december óók de creditcard van mams ontfutseld en gebruikt daarvan een bedrag van 478 euro. Om,zoals hij zegt, mee te spelen aan een gokspel. Op een pokersite. Jan heeft een historie met gokverslavingen, is gebleken. Als hij gokt vergeet hij even alles om zich heen, zegt Jan nog.
Op de vraag van de rechter of het geld misschien voor het gokken nodig was, zegt Jan: ”Ik ben niet gokverslaafd, ik gok al vanaf mijn 17e jaar en soms twee jaar niet en dan weer vijf jaar wel, dan weer een jaartje niet. Beetje op en af”.
Jan onderbreekt de rechter steeds en insinueert een beetje met zijn ‘niets aan de hand’- houding dat hij bijna vindt dat hij een soort van ‘recht’ op dat gestolen geld heeft. Hij is immers een paar maanden dakloos geweest. Hij heeft het heel zwaar gehad. Hij is van bijstand naar uitkering gegaan en heeft geen baan gehad. Tot nu toe want Jan werkt nu.
Het contact met zijn ouders is altijd goed geweest zegt Jan. Ook nu nog steeds.
Hij woont vlakbij hun. In een studio. Bij zijn ouders wonen benauwt hem en Jan wil op zichzelf wil gaan wonen. En om een huis te huren heb je geld nodig. En ook een pinpas. Hij kiest ervoor om geld te stelen.
Na allerlei uitkeringen en een baanloos bestaan bij zijn ouders thuis, werkt hij nu voor een minimumloon. Dit ontroert hem en om zijn emoties wat kracht bij te zetten zegt hij: ”ik ben daar zó blij mee”. Maar Jan moet terugbetalen. En hoe ziet hij dat zelf, vraagt de rechter.
Nou ja, hij wil dat wel doen maar het moet wél kunnen natuurlijk. Hij heeft nu nog geen geld want zijn baan is in de eerste week van november pas begonnen en Jan heeft al schulden.
Zijn raadsman vult aan dat het om een bedrag van zesduizend euro gaat. Dat vindt Jan wat twijfelachtig.
De bijna 1.500 euro aan gestolen geld moet Jan terugbetalen vindt de rechter en ook krijgt hij een werkstraf van 80 uur. Of 40 dagen gevangenisstraf. De rechter vindt dat het vertrouwen in het gezin op de proef is gesteld en danig is beschadigd.
En als Jan in hoger beroep wil gaan,dan krijgt hij daar veertien dagen bedenktijd voor.
Daar wil Jan nog wel over nadenken.