Daar sta je dan, als vader, in de enorme hal van de rechtbank. Iets te strak overhemd aan. Je bent duidelijk zenuwachtig. Je praat veel en luid en je kijkt gespannen om je heen. Je loopt wat heen en weer naar je advocaat die in de laatste minuten de stukken nog maar eens doorneemt.
Je kijkt naar mij. Klopt. Ik ben van de pers. Ik schrijf. Ik ben aanwezig bij jouw zaak. Je wordt beticht van mishandeling van je minderjarige dochter. Haar heb ik kort gesproken, als er al te spreken viel. Een beslissing om aangifte te doen tegen je vader, dat is nogal wat. Daar zijn redenen voor. Dat doe je niet even voor je lol. En dat is te zien. Jouw dochter is volledig van de kaart.
Ze wil je niet zien, niet eens vluchtig tegenkomen. Op dit soort zeer wel mogelijk onaangename ontmoetingen is de rechtbank goed voorbereid. Jullie gaan elkaar niet treffen. Nu niet en tijdens de zitting niet. Jouw zaak wordt, zo gaat dat soms ter zitting, aangehouden voor onbepaalde tijd. Er moet meer onderzocht worden, vindt de rechter.
Het duurt even voor de deuren openen. Het loopt wel eens uit, zo’n dag rechtbank. Je sloft naar binnen met je advocaat, je partner en nog een viertal mensen. Ze zien er gedreven uit. Klaar om te getuigen voor jou, tegen je dochter. En jij vindt dat helemaal goed. Het zijn allemaal mensen die met graagte aan de rechter vertellen hoe een geweldige man je bent. Dat je dochter liegt. Dat ze er maar wat op los verzint. Dat ze fantaseert om jouw reputatie te schaden.
Met je ellenbogen op tafel hoor je aan hoe je advocaat zijn best doet jouw getuigen wel te willen aanhoren maar die van je dochter niet. Beter gezegd: Liever niet. Want dat is uiteraard niet in jouw voordeel. De officier trekt een wenkbrauw op. Ik kijk naar de dames in je kielzog. Ze overleggen hardop. Een daarvan schrijft zelfs. Bewijzen. Daar draait het om. Wat gebeurde waar en vooral wanneer en door wie.
Daar zit je dan, als vader. Je hoopt op de meest gelukkige uitkomst voor jezelf. Ik snap dat. Het gaat hier niet om een omgewaaide schutting van de buurman op jouw erf. Het gaat niet om vernieling van je auto. Het gaat om wat je dochter zegt. Over jou. Dat je mensen wilt laten getuigen tegen je bloedeigen dochter, is al waanzin genoeg. Dat je er onschuldig bevonden uit wilt komen, snapt iedereen.
Je zegt niets. Ik kijk naar je en ik hoop, maar er komt niets. Ik hoor je niet zeggen: ”Ik ben hier alleen gekomen, ik wil geen mensen tegen haar laten getuigen. Ik wil graag iemand die bemiddelt tussen ons. Die met ons samen spreekt. Ik wil geen mensen bij deze zaak omdat ik mijn minderjarige dochter niet nog verder in het nauw wil drijven dan ze zich blijkbaar al voelt. Omdat ze mijn dochter is, en ik nog steeds van haar houd.”
Je dochter zit kapot in een apart kamertje, bij haar naasten en iemand van slachtofferhulp. Jij zit in de zittingszaal met vijf man dik, die het tegendeel willen bewijzen van jouw dochters beweringen.
Ik heb het je, volwassen man van 52 jaar, niet horen zeggen.
Deze zaak wordt later dit jaar opnieuw behandeld. Dit ivm het wel of niet moeten horen van getuigen. De rechtbank wil zich hier langere tijd over beraden.
Foto rechtbank Groningen: Siebrand Wiegman